zaterdag, oktober 10, 2015

Ventielfeest

Ik verkeer de laatste maanden in mijn zestiende midlifecrisis. De laatste jaren zijn een aaneenschakeling van midlifecrisisen (ik was er vroeg bij), sommige groots en van buitenaf geforceerd, anderen stil, sluipend en moorden ontwrichtend.
De huidige behoort tot de laatste.

Waar anderen om zich heen gaan slaan sijpelt de ontwrichting bij mij als een lekkage druppelsgewijs naar binnen en legt me lam. Ik word passief.

In zo'n fase moet ik echt gaan zoeken naar inspiratie, proberen mijn passies aan te wakkeren. Toen ik nog in Griekenland woonde was het gemakkelijker om 'to the beat of my heart' te leven.
En ik wéét uit ervaring dat wanneer ik dat geluid volg de rest uiteindelijk op zijn plaats valt.
Ik heb een ventielfeest nodig.


Dat ik weet wat een ventielfeest is komt door een college dat ik vorige week gevolgd heb bij Herman Pleij over 'de noodzaak van de zot in de Middeleeuwen'. In mijn zoektocht naar hernieuwde inspiratie schreef ik me in voor een speciale collegereeks aan de UVA over 'Waanzin in de letteren'. Het is een collegereeks georganiseerd door Marita Mathijsen, kennelijk passend binnen een reeks die zij al jaren organiseert.
Ik was de jongste in de collegebanken (het gros was zeventig, tachtig en zelfs negentig plus).

Nu vind ik het niet erg om als jongste kandidaat een college te volgen. In tegendeel zelfs, het gegiebel om me heen van senioren over de seksgrapjes van Herman Pleij (zelf ook twee-en-zeventig) bracht naast een gevoel van gene ook mij plezier. Daarnaast geeft het me een geruststellende gevoel dat je ook wanneer je negentig bent nog steeds colleges kunt volgen (en giebelen over seks). Ik heb nog even...

Geweldig om Herman Pleij te horen vertellen. Hij dwaalde regelmatig af van zijn uitgangspunt, om er vervolgens nooit meer naar terug te keren, maar dat veroorzaakte juist een gezamelijke ontdekkingstocht.
Pleij vertelde over Erasmus (lof der Zotheid), Thomas More, Hendrik de achtste en het nut van ventielfeesten. Dat een mens een uitlaatklep nodig heeft, net als bepaalde drankvaten die men af en toe moet laten luchten omdat ze anders ontploffen. Dat men het nut van de ventielfeesten al in de vroege middeleeuwen erkende en organiseerde. Een soort van georganiseerde chaos en ontregeling, een dag waarop alles kon. Zodat men daarna weer gelouterd - en vooral in het gareel - verder kon gaan met het eigen monotone bestaan.
Mijn ventielfeesten zijn beperkt de laatste maanden. Ik ben niet op vakantie geweest en de vakantiedagen die ik opnam werden benut om mijn huis te renoveren. Toen ik jonger was ging ik nog wel eens stappen en 'uit mijn dak', maar het dak blijft nu al jaren netjes zitten.
Deze collegereeks is voor mij een ventielfeest in het klein.

Na het college liep ik door de regen in de Spuistraat en kwam ik een klein antiquariaatje tegen. Het leek een woonkamer, maar dan eentje met boekenstapels tot aan het plafond. Er brandde licht maar ik kon niet goed uitvogelen of het 1) een winkel was en 2) open.
Tóch maar even de deur uitgeprobeerd en het volgende moment stond ik in deze woonkamerwinkel zelf tussen de boeken. Het eerste boek dat ik op geluk uit de boekenkast trok ('Lust, dood en Duivel' van Mario Praz) bleek vertaald te zijn door Anton Haakman. Anton komt geregeld terug op mijn blog en is meermaals een onderwerp geweest van toevalligheid in mijn leven.
De huiskamerwinkel bleek ook een paar vierkante meter te hebben waar er ruimte was gemaakt tussen de boeken en twee grote stoelen stonden. Daarin zaten de eigenaar en een vriend van hem en ik raakte in een boeiend gesprek over literatuur, colleges, hysterische vrouwen en waarom het nuttig kan zijn om een Franstalige encyclopedie uit de 18de eeuw te kopen wanneer je geen Frans spreekt.

Ik verliet deze winkel met 'Lust, Dood en Duivel' en 'Melmoth de Dolende' van Charles Robert Maturin. Met deze exemplaren wordt mijn schap met boeken uit de Romatische tijd steeds groter. Ik heb een voorliefde voor de Gotische literatuur. Ik denk dat dit oevre dicht tegen mijn natuur ligt. Voelen boven denken. Nostalgie als een verheven goed. Liefde die tot waanzin drijft. Het bovennatuurlijke ervaren als hoopvol en de grillige schoonheid van de natuur bewonderen en vrezen.
Dat dit een aard is die het leven niet altijd eenvoudiger maakt kun je wel uit mijn inleiding herleiden.

In de avond terug op mijn bank las ik 'De eenhoorn' van Iris Murdoch uit. Mijn eerste kennismaking met deze schrijfster, maar wat heb ik genóten van deze roman!
Geschreven begin jaren zestig maar met een sfeer uit de negentiende eeuw, dus helemaal in de stijl van de Romantiek (jubel!). De eerste helft van het boek loopt traag. Men hangt een beetje om elkaar heen, je wordt rustig aan de hoofdpersonen voorgesteld. Maar dan neemt het boek een wending en wordt je meegesleurd in een kolk aan gebeurtenissen.
Het was voor het eerst in járen dat ik tijdens het lezen van een boek een kreet van walging gaf. Ik hoorde mezelf met een grimas 'Oh nee!' uitroepen. De beklemmende sfeer binnen deze roman blijft nog dagen nazinderen. Ook nu denk ik nog terug aan Marian, Hannah, Denis, Gerard en Effingham, met een licht gevoel van heimwee en geloof ik dat ook ík een klein beetje verliefd ben geworden op Denis.
Het boek is tevens een waarschuwing voor passiviteit en de geweldadigheid waarmee je jezelf kunt lamleggen. Dat geen actie soms de grootste verklaring van oorlog aan jezelf kan zijn.
Daarmee dus ook een goed boek voor mezelf op dit moment.

Ik probeer mijzelf dan ook weer in beweging te krijgen. Waarschijnlijk bestaat de grootste beweging vandaag uit een zoektocht in mijn eigen boekenkast naar mijn volgende leesvoer.
Maar gelukkig heb ik volgende week woensdag weer een klein ventielfeest wanneer ik mijn volgende college volg tussen de ouderen. En héél misschien loop ik daarna weer naar 'De Boekenboom' in de hoop daar dezelfde mannen aan te treffen verstopt tussen de duizenden boeken en ons gesprek voort te zetten.

zaterdag, augustus 01, 2015

Onderwater zwemmen in troebel water zonder adem te kunnen halen

Twee dagen (te?) lang verkeerde ik in de nachtmerrie genaamd 'Malina'. Na vijftig bladzijden moest ik grote innerlijke weerstand overwinnen om niet te stoppen met verder lezen.

Maar net als het niet kunnen wegkijken bij een dramatisch ongeluk dat zich voor je ogen voltrekt, las ik gestaag verder.

Het lezen van 'Malina' kan ik omschrijven als onderwater zwemmen in troebel water zonder adem te kunnen halen.



Het is - na de 'Glazen stolp' van Sylvia Plath - zonder meer het meest deprimerende en zwartgalligste boek dat ik ooit gelezen heb.
Hele dialogen waren niet te begrijpen. Wartaal met een duister randje.
Andere delen waren pure poëzie.

Met een duister randje.

Dat de schrijfster Ingeborg Bachmann het grootste deel van de dag onder invloed was van kalmeringstabletten en kampte met depressies verbaast me niets. Ze balanceerde op de rand van de waanzin. En toch schittert haar intelligentie dwars door alle chaos heen.

Ontluisterend zijn de verwijzingen naar levend verbranden, verminkt raken door brand, roken, zelfmutilatie en ambulances. Ingeborg Bachmann overleed in haar appartement in Rome doordat een smeulende sigaret haar in vlam zette.

Enkele citaten:

"Zo leef ik als een halve wilde in een magische wereld, voor de eerste maal bevrijd van de oordelen en vooroordelen van mijn omgeving, zelf niet meer in staat tot een oordeel over de wereld, maar alleen tot een ogenblikkelijk antwoord, tot gehuil en gejammer, geluk en vreugde, honger en dorst, want ik heb te lang niet geleefd" - blz 47

"Wie een waarom heeft in het leven, verdraagt bijna elke hoe" - blz 138

"Daar is de reden te vinden, waar nog niemand naar gezocht heeft, waarom alleen vrouwen voortdurend hun hoofd vol hebben met hun gevoelens en hun affaires, met hun man of hun mannen. Het denken daaraan neemt in feite het grootste deel van de tijd van elke vrouw in beslag. Maar ze móet eraan denken, omdat ze het anders letterlijk, zonder het nooit verslappende koesteren en stimuleren van haar gevoel, nooit met een man zou kunnen uithouden, die immers een zieke is en zich nauwelijks met haar bezighoudt.' - blz 172

"Want zulke wensen doen nog wat leven ontstaan op de momenten dat ik te weinig leven heb naast Malina's leven." - blz 185

"De oude professor, die op dat moment tevens rector was droeg een vuile kamerjas, hij had pas nog een orde uit Griekenland gekregen, waarvoor weet ik niet en hij begon te vragen zeer geïrriteerd door het feit dat een kandidaat ontbrak als gevolg van overlijden, maar ik was tenminste verschenen en nog niet dood." - blz 195

"IK: Misschien heb je gelijk. Soms denk ik dat ik mezelf weer terugkrijg zoals ik vroeger was. Ik denk te graag aan de tijd waarin ik alles had, waarin mijn blijheid de ware blijheid was en mijn ernst de goede ernst. Daarna is alles beschadigd, gekwetst, gebruikt, misbruikt en tenslotte kapotgemaakt. Langzaam heb ik me hersteld, ik heb de steeds groter wordende gaten gedicht en ik geloof dat ik genezen ben. Nu ben ik dus bijna weer zoals ik was. Maar waar is die weg goed voor geweest?" 
MALINA: Die weg is nergens goed voor, hij is er voor iedereen alleen hoeft niet iedereen hem te gaan. Maar op een dag zou je heen en weer moeten kunnen schakelen tussen je teruggevonden ik en een toekomstig ik dat niet meer het oude ik kan zijn. Zonder inspanning, zonder ziekte zonder spijt." - blz 197

"Want vandaag is een woord dat alleen zelfmoordenaars zouden mogen gebruiken, voor alle anderen heeft het volstrekt geen betekenis, voor hen is 'vandaag' slechts de benaming van een willekeurige dag, namelijk vandaag, het is hun duidelijk dat ze opnieuw acht uur moeten werken of vrij nemen, een paar boodschappen zullen doen, iets moeten aanschaffen een ochtend- en een avondblad lezen, koffiedrinken, iets vergeten zijn, een afspraak hebben, iemand moeten opbellen - een dag dus waarop iet moet gebeuren of liever toch niet te veel gebeurt." - blz 5

En net als bij het wakker worden uit een nachtmerrie, vol verstrikkingen en angsten, ben ik blij (verrast) dat ik het boek uitgelezen heb, maar vooral verrukt dat het voorbij en voor altijd uit is.

zondag, april 05, 2015

Weet jij nog waar je was?

Op de dag dat Theo van Gogh werd vermoord was er een aardbeving op Kreta. Ik lag met een vriendin op een handdoek op het strand, mijn handen diep in het zand gestoken. Want dat voelt zo fijn, de koelte onder het brandende zand. Ineens voelden we de aarde schokken, diep onder onze handen en keken we elkaar aan.
Enkele minuten later ontving ik een sms'je dat Theo van Gogh vermoord was en hoe hij afgeslacht was.
Het instorten van de Twin Towers heb ik 'live' gezien in het huis van een ex in Kastelli. Er liep een grote scheur dwars over de muur achter de televisie, daterend van een eerdere aardbeving. We waren een soap aan het kijken en die werd onderbroken door de beelden van een brandende Twin Tower. Ik herinner nog mijn volledige verwarring toen ook de tweede toren werd geraakt door een vliegtuig.
De dag dat Princess Diana verongelukte werkte ik, samen met diezelfde vriendin, in de horeca in een hele vage bar genaamd Seawolf. Buiten op het terras zaten intens verdrietig mensen wiens dochter veertig dagen eerder verongelukt was. Ze hielden een herdenkingsdienst en wij schonken koffie. Op een gegeven moment kwam mijn vriendin naar me toe en vroeg: 'wát betekent skotothike?'. Ik zei: 'dood'. Toen zei zij: 'Oh, dan is Diana dood.'
De herinnering dat we beiden in afschuw voor de televisie stonden terwijl op een paar meter van ons rouwende mensen koffie dronken staat me in mijn geheugen geprent.

Dit geldt ook voor mijn favoriete boeken. Ik weet nog exact wáár ik ze las. En wanneer ik er aan terug denk is de herinnering aan de locatie vaak één geworden met het boek.
Ik kan misschien niet meer de volledige inhoud terug roepen, maar wel het gevoel dat het boek bij me teweeg bracht en de plek waar ik toen was.
"De ondraaglijke lichtheid van het bestaan" van Milan Kundera las ik in mijn eerste slaapkamer in Kalamaki. Het was een donkere kamer met één raam, uitkijkend op het balkon van de buren. Er zaten diepbruine inbouwkasten in de kamer en Poes was toen nog een kitten (nu alweer jaren dood). Het boek wakkerde een verlangen naar klassieke muziek bij me op en op mijn kleine Wereldradio stemde ik af op een oostblokzender en luisterde uren naar Bach, Beethoven en Ave Maria's.
"De verborgen geschiedenis" van Donna Tartt las ik in de tweede slaapkamer van het huis in Kalamaki. Deze kamer was ruim, had een stokoude hanglamp met drie gloeilampen erin waarvan er met geluk ééntje het deed. De kamer had grote schuifdeuren naar de veranda maar die waren dicht terwijl ik het boek liggend op bed las. Ik kon namelijk niet meer stoppen met lezen. Ik las tot half zes in de ochtend en moest om zeven uur weer aan het werk. Deels door slaapgebrek en deels doordat ik bevangen was door het boek zag ik die dag overal gelijkenissen van de hoofdpersonen in het boek in de mensen om me heen. De Italiaans-Nederlandse jongen waarmee ik op dat moment een vluchtige verhouding had leek het evenbeeld van Richard. In karakter en uiterlijke kenmerken. Misschien was dat wel een reden waarom de verhouding strandde.

"Oblomov" van Gontjarov las ik op mijn bank in de huiskamer van Amsterdam. Ik keek op de klok en zag dat het zeven uur in de avond was. Toen keek ik weer en was het elf uur.

De Harry Potter reeks las ik in het ziekenhuis in 2001. Het was een nare periode - men dacht dat ik Crohn had, maar het bleek een verwaarloosde blindedarmontsteking. Die ontdekking deed men echter pas maanden later, na héél veel Antibiotica en Prednison en nadat ik badkuipen vol overgegeven had. Ik bleef halverwege de reeks steken. Ondanks het plezier dat ik aan het eerste boek beleefd had, heb ik ze nooit kunnen uitlezen. Ik word nog steeds spontaan misselijk zodra ik weer probeer verder te lezen waar ik gebleven was.
"Het paradijs" van Anton Haakman las ik op het strand in Kalamaki met uitzicht op het verlaten eiland Thodorou. Net als het eiland in het boek van Haakman is ook Thodorou een verboden eiland voor onbevoegden. Mijn fantasie sloeg door het boek op hol.

"Minder dan niks" van Brett Easton Ellis las ik een paar weken terug op Kreta in het huis van één van mijn beste vriendinnen. Ja, dezelfde van de aardbeving op het strand en de kroeg van Princess Diana.
Ik liet in 2006 mijn leven op Kreta achter voor een nieuw avontuur in Amsterdam, maar zij woont nog steeds op het eiland van Theseus.
Gezeten op haar bank, gehuld in zes lagen kleding, elektrische deken onder me, fleece deken over me heen en vriendin aan de andere kant van de bank met haar laptop op schoot, las ik het boek in anderhalve dag uit.
Ik denk dat ik over tien jaar niet meer exact weet waar het boek over ging, maar wel dat het zo gezellig was op die bank in het koude huis en dat ik iedere keer wanneer ik opkeek door haar raam de olijfbomen zag buigen door de regen.

woensdag, maart 25, 2015

Het absurde van boeken

Mijn liefde voor mijn ongelezen boeken is zo groot dat toen ik ruim een jaar geleden - enerzijds door een aanval van hypochondrie, anderzijds door een aaneenschakeling van niet al te prettige onderzoeken - mezelf ervan overtuigd had in het bezit te zijn van een dodelijke ziekte er met name één gedachte naar boven kwam borrelen:
'Maar mijn boeken dan? Ik kan toch niet sterven voordat ik al mijn boeken gelezen heb?'
Ik moet achteraf nog wel eens grinniken om de absurditeit van deze gedachte. De realiteit is namelijk dat ik nóóit al mijn boeken gelezen zal krijgen, zeker niet na de aanschaf van mijn ereader.
Het aanbod is té groot. Mijn eigen selectie is zelfs te groot.
En laten we wel stellen; Wie denkt er bij het aanzien van de dood 'Maar mijn boeken dan?'.
Ik houd me maar vast aan de uitspraak dat mensen die werkelijk krankzinnig zijn dit niet van de daken roepen.

In minder vrolijke tijden vroeg ik me ook wel eens af - waarom zou ik al die boeken toch moeten willen lezen voordat ik deze wereld verlaat?
Vlak voordat een geliefde stierf zei hij tegen me 'straks heb jij al onze herinneringen en heb ik niets meer'.
Ik lees en ervaar en zie en voel en beleef -
een eenzame herinnering.
Misschien dat ik daarom mijn blog nog steeds bijhoud en ook graag praat over de boeken die ik lees. Ik wil de herinnering delen, een souvenir achterlaten. I was here. I felt. And therefore existed.
Ik word blij van boeken. Van woorden die me raken. Verhalen die me meevoeren. Zoeken naar kleine stukjes licht of waarheid. Ik word blij van de aanblik van die boekenkast die me ook met angst vervuld wanneer ik me realiseer dat ik niet alles gelezen krijg.
Nog zoveel te lezen!

De afgelopen weken las ik 'De klok van Ijsland' van Halldor Laxness (nobelprijswinnaar), Minder dan niks (ofwel Less Than Zero van Brett Easton Ellis), een verhaal van Edgar Allan Poe, een verhaal van Stephen King en het boekenweekgeschenk van Pieter Steinz.
 Ik las deze boeken tijdens een weekje Kreta. Het weer was onstuimig en in het huisje waar ik logeerde was geen centrale verwarming. De kilte hing in het huis en ik zat een deel van de vakantie, gehuld in zes lagen kleding, onder een dekentje op de bank verzonken in mijn eboek. Met uitzicht op de olijfplantages en avocadobomen in de verte.
Om de één of andere vage reden is het toch fijner om te lezen in den verre met uitzicht op olijfbomen dan gezeten op mijn bank in Amsterdam.

Door 'De klok van Ijsland' moest ik me heen worstelen. Dit kwam grotendeels door de véle voetnoten. Dat leest niet fijn op een ereader (je bladert niet zomaar even naar de voetnoten en terug). Dit had tot gevolg dat ik de voetnoten links liet liggen of soms delen van de pagina - opgesteld in het Latijn - oversloeg.  Halverwege het boek was ik de draad volledig kwijt.
Het absurde van boeken is dat dit boek me wel is bij gebleven, ondanks de worsteling. Er zijn scenes in mijn hoofd blijven hangen die net zo waargebeurd lijken als alledaagse ervaringen.
Halldor Laxness kon zeker schrijven, er staan veel magisch mooie zinnen in het boek.

'Minder dan niks' van Brett Easton Ellis las ik binnen een paar uur uit. Het boek beschrijft een oppervlakkig leven, hol, eenzaam, zinloos. Er gebeurt niet erg veel maar toch bleef ik geboeid doorlezen. Het lezen was een prettige ervaring (maar niet veel meer dan dat).
Soms is dat echter meer dan voldoende - een prettige ervaring.

Nog zoveel te lezen, gelukkig! (en oh wanhoop!)


zondag, februari 01, 2015

Omnia in omnibus - De onderaardse wereld van Athanasius Kircher - Anton Haakman

Dit wordt al mijn derde stukje over een boek van Anton Haakman. Eerder schreef ik over 'Het Paradijs' en 'Afgronden. Verontrustende literatuur uit de romantiek.'
Ik ben een groot liefhebber van zijn boeken.

'De onderaardse wereld van Athanasius Kircher' gaat over Anton Haakman's (decennia lange) zoektocht naar Athanasius Kircher.
Kircher was een Jezuïet, wetenschapper en uitvinder in de renaissancetijd.
De man was een even groot genie als fantast wiens levensmotto 'Omnia in Omnibus' was - in alles zit alles vervat.
Kircher zocht naar geheime sleutels, een zoektocht naar de heilige graal. Hij interpreteerde vanuit de éne wetenschap de andere en zag verbanden daar waar ze ver te zoeken waren.

Anton Haakman heeft lang en grondig onderzoek gedaan naar Kircher en zijn vele (véle) geschriften, brieven en biografieën.
Tijdens deze zoektocht stuitte hij op obscure persoonlijkheden uit de Jezuïetenorde. Ze verkochten onder andere zogenaamde herdrukken van boeken van Kircher, op speciaal geschept papier, hand gebonden in het fijnste oasegeitenleer uit Zuid-Afrika en voorzien van bandstempels van bladgoud. En dit voor een luttele 50.000 DM per uitgave.
Tevens deden deze geheimzinnige Commendatores wetenschappelijk onderzoek naar Kircher waarvoor ze vele donaties verzamelden en leningen afsloten. En dit alles uiteraard in naam van de paus.

Anton Haakman's boek begint met een levensbeschrijving van Kircher zelf. Zijn eerste stappen als Jezuïet. De rampen die hem overkomen waarin god hem altijd genade schenkt. De hiërogliefen die hij meent te kunnen ontcijferen en die volgens hem een geheimtaal van god zijn (de sleutel).
Overigens heeft hij zijn eigen (foutieve) vertalingen in een Egyptische Obelisk laten graveren welke nog steeds op een plein in Rome prijkt. Naast Egyptoloog was hij tevens geoloog, sinoloog, medicus, talenwetenschapper, muziekwetenschapper, eigenlijk alleswetenschapper.
Hij maakte uitzinnige uitvindingen; Rekenmachines, toverlantaarns, kattenpianos, reusachtige megafoons waarmee je dingen kon omroepen die een dorp verder te vernemen waren, een eolische harp, een zelfspelend orgel en nog véél meer. Hij ontwierp zelfs een eigen wereldtaal. Sommige van zijn uitvindingen waren mysterieuze kastjes waar we het nut nu niet van kunnen achterhalen. Andere uitvindingen waren niet van zijn hand maar patenteerde hij wel.
Een aantal van zijn ontdekkingen waren werkelijk geniaal. Hij was bijvoorbeeld de eerste die beweerde dat de veroorzaker van de pest een klein diertje was in het bloed (micro-organisme) en hij stelde hygiënische maatregelen voor ter voorkoming van verdere verspreiding.

Halverwege het boek neemt het verhaal een andere wending. De hedendaagse 'Commendatore' en zwendelaar Arno Beck begint dan een grotere rol te spelen en vormt een raamvertelling binnen de wereld van Athanasius Kircher.
In 1974 maakte Anton Haakman samen met Pieter Verhoeff hier een documentaire over 'In het voetspoor van Athanasius Kircher'. Binnenkort krijg ik de gelegenheid om deze documentaire te bekijken.

Persoonlijk heb ik een fascinatie voor geniale fantasten uit het verleden.

Zelf deed ik ooit een poging om in de voetsporen van Giacomo Casanova te treden. Bezocht zijn huis in Venetië. Door stom toeval (Omnia in Omnibus?) werkte ik overigens negen maanden in het voormalig pand (Herengracht 507) van burgemeestersdochter Hester Hooft - één van Casanova's minnaressen. Ik ontdekte dit pas in mijn laatste week op die locatie, dat Casanova letterlijk in míjn voetsporen was getreden. Maar ik dwaal af...
Casanova was een charmante, intelligente vakleugenaar vol grootheidswaanzin.
Ik heb ook een zwak voor onze eigen Boudewijn Büch. Hij kon zo enthousiast zijn boeken en zijn liefde voor Goethe aan de man brengen maar leefde ondanks zijn gigantische bibliotheek van drie verdiepingen aan de Amsterdamse grachten (waar hij op een gegeven moment een matras op de grond had gelegd om tussen zijn boeken te slapen) op het randje van faillissement.
Tijdens zijn leven verzon hij vreemdsoortige academische graden (in werkelijkheid Mulo), relaties (meestal beweerde hij dat deze homosexueel van aard waren terwijl al zijn bekende relaties zonder uitzondering heterosexueel waren) en zelfs het hebben van een kind. Toen hij daar niet goed meer mee weg kwam binnen zijn vriendenkring verzon hij een verhaal dat het kind ziek was geworden, liet het sterven en veinsde een lange rouwperiode.
Athanasius Kircher doet me ook denken aan Ernst Haeckel, een zoöloog bekend om zijn prachtige kleurrijke tekeningen. Haeckel nam het echter niet zo nauw met de werkelijkheid en was net als Kircher een interpreteermaniak. Zijn tekeningen werden overigens op scholen gebruikt in het onderwijs.
Als vroom jezuïet interpreteerde Athanasius Kircher uiteraard alles in overeenstemming met de bijbel. Dit leidde tot soms bizarre verklaringen.

Enkele weken terug kreeg ik een rondleiding in het Teylers Museum in Leiden (één van Nederlands mooiste musea). Daar lag het fossiel van 'de zondvloedmens'.
"Johann Jacob Scheuchzer, de stadsdokter van Zürich, kreeg het fossiel in handen. Hij zag erin de schedel, ribben, hersenen en zelfs de lever van een mens. Opgewekt publiceerde hij dan ook in 1726, 4032 jaar na de zondvloed, over het fossiel als Homo diluvii testis et theoscopos: ‘de mens die getuige was van de zondvloed en God heeft gezien’.
"
Bij nader onderzoek bleek het hier om een reuzensalamander te gaan.
In de tijdgeest en het verklaren van elk wetenschappelijk fenomeen in lijn met de bijbel is het niet vreemd dat men toen zeer enthousiast werd dat men bewijs had gevonden van mensen gestorven tijdens de zondvloed. Ook Athanasius Kircher schreef een boek over de ark van Noach en gaf daarbij zelfs fabeldieren (zoals de eenhoorn) een plek.

De rondleiding in het Teylers museum voerde ons ook door de antieke bibliotheek, met daarin het aangekochte kastje uit de erfenis van Boudewijn Buch (met het Dodo-botje en de kleine Beagle maquette). In de kasten van het Teylers museum (het museum is overigens vergelijkbaar met het museum van Kircher van weleer) lagen allerhande uitvindingen, velen uit de tijd van Kircher.

Het gaf me een beetje een deja-vu gevoel. Het boek van Anton Haakman dat ik aan het lezen was. Zijn boek nodigde uit tot verder onderzoek op internet. Ineens was ik ook op zoek naar Athanasius Kircher en zelfs een beetje naar Anton Beck. De prachtige prenten in de boeken van Kircher wekten een onbestemd esoterisch gevoel bij mij op.
De connectie die ik maakte tussen Kircher en Haeckel, Casanova en Büch. De manier waarop ik in het verleden door stomme toevalligheid (lot?) een eerder boek van Anton Haakman vond en mijn interesse gewekt was in de schrijver A. Haakman.
De rondleiding in het Teylers museum met daar ineens dat kastje van Büch, de zondvloedmens (volledig in lijn met de geschriften van Kircher), het dodo botje, de vreemde uitgestalde uitvindingen.
Ik waande me even in Athanasius Kirchers museum, verbonden door onzichtbare lijntjes naar het heden.

Zou het dan toch?


Omnia in Omnibus?

zondag, november 09, 2014

Anton Koolhaas - Nieuwe maan

Wie leest nog Anton Koolhaas? Ik vermoed dat Koolhaas wellicht nog door hoogbejaard Nederland wordt gelezen en door af en toe een scholier die één van zijn boeken voor de verplichte lijst literatuur leest. Op Goodreads hebben 8 mensen het boek met een paar sterren gewaardeerd.
Ik trof 'Nieuwe maan' aan in de open boekenkast van ons buurthuis. Dé plek bij uitstek voor bejaarden in de buurt. Ze spelen er bingo, doen aan ouderenyoga en lezen  Koolhaas.

Mijn eerste kennismaking met Anton Koolhaas was zijn boek 'Hond in het lege huis'. Ik las het - inderdaad - voor mijn lijst op de middelbare school.
'Hond in het lege huis' is het enige boek dat ik tot dusver drie maal gelezen heb. En ik hoop dat ik hem nog drie of vier keer mag lezen in dit leven. Iedere tien jaar nog een keer.

'Hond in het lege huis' greep mij vrij fundamenteel aan. Bij de eerste lezing wist ik nog niet waarom. Nu heeft het boek, door mijn eigen levenservaringen, nog meer diepgang gekregen.
Het gaat over het verliezen van je partner, rauwe rouw. Het gaat over het gevoel dat niets klopt, dingen vergeten, dingen ongedaan willen maken.
Ik herken zó het gevoel dat je kunt hebben, op weg naar je werk in de auto; Dat je de deur niet in het slot hebt gedraaid. Of het strijkijzer nog aan zou staan.
Kan me er danig iets bij voorstellen dat je terug zou vliegen naar een vakantie eiland omdat je de beklemmende overtuiging niet van je af kunt zetten dat je een zwerfhond hebt opgesloten in het vakantiehuis. Rouw maakt extra vergeetachtig.

Rouwen, liefde, ongeloof en geloof, symboliek, leven en dood, het mysterie van de natuur en de balans tussen de natuur en de mens. De vernietigende krachten waar we mee kampen. De vreugde maar ook de horror van ons bestaan.
Het zijn allemaal elementen die ik terugvond in 'Nieuwe maan'. Wederom reist een stel af naar een vakantie eiland (net als bij 'Hond in het lege huis').
Nu strijden echter Enno (de man) en Marij (de vrouw) ieder afzonderlijk hun strijd. Enno kijkt naar zichzelf als een teleurstellend mens. Hij heeft weinig bereikt, zijn bedrijf is failliet gegaan en in hem zit een diepe leegte. Voor Marij is hij in wezen een twee keus geweest. Voordat Marij Enno ontmoet had was ze intens gelukkig met een man die volkomen onverwacht in haar armen stierf.
Marij zoekt al decennia lang naar een glimp terug van haar overleden lief en Enno bungelt daar een beetje bij.

Op de mysterieuze Kaap (Koolhaas verteld ons niet in welk land deze Kaap zich bevindt) storten zij zich in een avontuur.
Enno vindt een diep grottenstelsel waar hij iedere dag op verkenning gaat. In dit grottenstelsel blijken zich prehistorische wezens te bevinden. Met gevaar voor zijn leven gaat hij iedere dag een stukje verder met zijn verkenning.
Enig bewijs van zijn ontdekkingen krijgt hij niet mee naar boven. De foto's mislukken. De veren die hij mee wil nemen raakt hij kwijt. Het bloed aan de sabel wordt door een onwetende dronkeman eraf gewassen.

De tochten door de grotten zijn pure hallucinaties - wat dat betreft is dit boek één grote LSD trip. Het is nauwelijks te beschrijven, je kunt het alleen ervaren door het te lezen.

Je begint je als lezer af te vragen: is Enno werkelijk bezig krankzinnig te worden? Of leeft er onder de Kaap een andere wereld. Een wereld waarin het leven leeft op ontbinding? De dood leven geeft?
Uiteindelijk vinden Enno en Marij elkaar meer dan ooit in en door hun afzonderlijke zoektochten.

Een roman vol symboliek en mooischrijverij.

Men spreekt dat woord wel eens uit alsof het een scheldwoord is: 'Mooischrijverij'.
Ik vind het eerder een vereiste. Ik ploeterde me onlangs tot bladzijde 313 in het boek 'Inferno' van Dan Brown. Of het nu aan de vertaling lag of niet, het had totaal niets met taalkunst te maken.
Een verhaal kan nog zó mooi zijn, het is de verteller die het maakt of breekt. Liever lees ik een boek met een slecht verhaal wat mooi geschreven is. De kunstenaar maakt het beeld, niet andersom.

Helemaal mooi is het wanneer de twee elementen elkaar vinden. Én mooi geschreven én een mooi verhaal.  Koolhaas beheerst de kunst. Ook voor niet hoogbejaard Nederland zeer de moeite van het lezen waard!


3282370