woensdag, november 18, 2009

Spreekwoorden in het schilderij van Pieter Brueghel



Zie deze link: http://www.literatuurgeschiedenis.nl/lg/middeleeuwen/spreekwoorden.html

De spreekwoorden verwijzen naar een schilderij van Pieter Brueghel uit 1559.

Misschien moet ik vanaf nu toch vaker proberen mijn gat aan de poort te vegen!

maandag, augustus 10, 2009

Voor de verre prinses

J. Slauerhoff

Wij komen nooit meer saam:
De wereld drong zich tusschenbeide.
Soms staan wij beiden 's nachts aan 't raam,
Maar andre sterren zien we in andre tijden.

Uw land is zoo ver van mijn land verwijderd:
Van licht tot verste duisternis - dat ik
Op vleuglen van verlangen rustloos reizend,
U zou begroeten met mijn stervenssnik.

Maar als het waar is dat door groote droomen
Het zwaarst verlangen over wordt gebracht
Tot op de verste ster: dan zal ik komen,
Dan zal ik komen, iedren nacht.

vrijdag, mei 22, 2009

Eerste zilveren Rijderschelling



Gisteren de detector weer eens onder de arm genomen en in een weiland uitgelaten.
Was fijn om een paar uur geconcentreerd te zoeken in een rustige omgeving, uitzicht op een klokkentoren en omringd door koeien, konijnen en eenden.
Heb een topvondst gedaan, mijn eerste zilveren rijderschelling! +/- 1680

Daarnaast ook een heiligen hanger gevonden, zie de woorden 'misericordia jesus scapularis noets regina sacri ora pro' staan. Datering onbekend.

maandag, februari 16, 2009

De Vlinder

'Op een keer droomde Zhuang Zhou dat hij een vlinder was.
Hij voelde zich tevreden met zichzelf en ging er volkomen in op een vlinder te zijn; Hij wist niet dat hij Zhuang Zhou was. Plots ontwaakte hij en was hij onmiskenbaar Zhuang Zhou, uitgestrekt op zijn bed.
Maar hij wist niet of hij Zhuang Zou was die gedroomd had een vlinder te zijn, of een vlinder die gedroomd had Zhuang Zhou te zijn.'
Uit De Vlinder:
( Een bekende passage uit de Zhuagzi, een van de grondteksten van het daoïsme)

vrijdag, januari 23, 2009

Dit is mijn dag

Vanochtend werd ik wakker in een droom
van iemand die een huid van vlees bewoont.

Ik kon niet vluchten, ik was geen Tsjwang Tse
die had gedroomd dat hij een vlinder was

en zich bij ochtendlicht afvroeg of hij,
Tsjwang Tse, gedroomd had een vlinder te zijn

of dat de vlinder droomde als Tsjwang Tse
te ontwaken, nee, ik was een mens,

een taai skelet met tweeëndertig tanden,
twee handen en een tragisch intellect

dat met een angst voor klokken was behept.
Maar langzaam, bijna heilig, stond ik op,

gaf mijn gezicht een hand en ritste mijn
gedachten dicht. Dit is mijn dag, wist ik.

Hier lonkt een spiegel naar verwonderd licht.
Daar breekt een vlinder uit. En dat ben ik.

(Menno Wigman)