donderdag, november 19, 2020

Medemetaaldetectieverlaafden

 Een goed woord voor galgje: M e t a a l d e t e c t i e v e r s l a v i n g. Nog mooier woord is echter Medemetaaldetectieverslaafden. Die bestaan gelukkig ook. Daarom dit verhaal.

Met de metaaldetector op stap gaan is zonder twijfel mijn leukste verslaving. Een jaar of 13 geleden kocht ik mijn eerste echte serieuze metaaldetector bij een Metaaldetectordealer in Hoorn. Ja, een dealer. Want bij een verslaving hoort immers een echte Dealer. 

Mijn avonturen toen noteerde ik hier (lees bijvoorbeeld dit naar eigen inzicht grappige blogje) en ik begon een losse blog. Mocht je deze gevolgd hebben dan zul je wellicht gedacht hebben dat in 2011 de bevlieging over was, maar niets is minder waar!

In die tijd woonde ik samen met mijn grote liefde, Michalis. Ik had voor hem mijn andere geliefde Griekenland verruild voor Amsterdam.

Ondanks dat Mich totaal niet het geduld had voor metaaldetectie kon hij wel erg genieten van mijn avonturen en vond hij het ook het toppunt van humor wanneer ik weer eens op de bank zat in mijn mooiste jurkje met modder in mijn oor. 

Ook herinner ik me de keer dat mijn laars was blijven steken in de bagger, met het eruit wurmen ik mijn voet uit de laars trok en languit in de bagger viel. Zwart terug naar huis fietsen was al een ding. Door Michalis buiten afgehoosd worden door middel van een tuinslang een goede tweede. 

Hij kon zich bewonderend buigen over mijn vondsten en altijd enorm grinniken wanneer ik in bed tijdschriften aan het lezen was over bijvoorbeeld de determinatie van vleeshaakjes uit de 17e eeuw.

In die jaren trof ik ook een andere zoeker, laten we hem Joppe noemen, waarmee ik geregeld op stap ging. Samen zoeken is zoveel leuker dan alleen! Al is het maar om je mooiste vondsten direct te delen en de ander te zien verkleuren van jaloezie. Of zelf te verkleuren van jaloezie en te denken - dat wil ik ook en wel nu onmiddellijk en vervolgens vol gedrevenheid de akker over te rennen.

En toen, 22 April 2009 stond mijn leven stil; Het was de sterfdatum van mijn lief. De kleurtinten uit mijn leven verdwenen, alles was zwart of hooguit grijs. 

Ik ben uitermate dankbaar dat in die onmogelijke tijd deze man, die we Joppe hadden genoemd, mij bleef ophalen om te zoeken. Slechts enkele weken na zijn het overlijden van Michalis stond ik door zijn toedoen weer op een akker. Voor me uit prevelend, huilend, dwaas. En deze medezoeker, hij bleef me ophalen, bleef herhalen: 'Ik weet dat je geen zin hebt, maar je had hier voorheen zoveel plezier aan, je gaat gewoon mee - nee, geen gezeik - en uiteindelijk zul je het weer leuk gaan vinden. Of je nu wil of niet!' 

Ik geloofde hem niet. Niets was nog leuk. Ik bleef huilen, bezweren, prevelen. 

Mensen vragen mij wel eens - wat zijn je meest waardevolle vondsten? Meestal doelen ze dan op geldelijke waarde - wat zou het opbrengen wanneer je het verkoopt? Nu, dat zou je tegenvallen: ik heb munten in de kast liggen die 2000 jaar oud zijn en op Marktplaats 30 euro zouden opbrengen. 

Maar het zijn niet deze munten waar ik de meeste waarde aan hecht. Ik heb een andere onbetwiste top 3 ultieme vondsten: 

Topvondst nummer 1) Mei 2009 staat er op het kaartje waar de hanger in zit. Mei 2009 vond ik dit aluminium heiligenhangertje, terwijl ik huilend en prevelend met mijn detector rondliep. Het was de allereerste keer zoeken, het zal amper twee weken na zijn dood zijn geweest.

In de rand las ik de tekst 'Miserocordia';  

Ja hoor - De beschermheilige van de misère. Had hij mij gevonden of ik hem? De hanger was nog te dragen, hij heeft nog lang aan mijn halsketting gehangen.




Topvondst nummer 2) Eind Mei 2009: nog steeds ontroostbaar verdrietig, op de terugweg naar de auto, de detector nog niet uitgezet - maar achter me aan slepend - hoorde ik een piep en besloot deze toch maar op te graven. Resultaat was deze mooie Zilveren Rijder uit 1680

En voor het eerst in maanden maakte mijn hart een heel-klein-miniscuul-klein huppeltje. Maar het was verdorie wel een huppeltje! 





Topvondst nummer 3) 22 april 2011. Ik was in Brabant en zocht inmiddels weer met enige regelmaat. Het was mijn lief zijn sterfdag, een beladen dag. Een andere zoeker had me uitgenodigd om een dagje samen te zoeken ter afleiding. En daar vond ik deze heiligenhanger.

Het eerste dat ik zag was de grote letter M en twee harten. Dat de M misschien ooit voor Maria had gestaan maakte me geen fluit meer uit en diep in mijn hart geloof ik het ook nog steeds niet. Vol kippenvel zaten zowel hij als ik naar die reusachtige M en de harten te staren en riepen we het uit van ontroering!





Inmiddels zijn we bijna 10 jaar verder en heb ik veel 'bijzondere' items gevonden. Ik voer mijn hobby weer met net zoveel plezier en liefde uit als 13 jaar geleden. Lakenloden, gespen, Romeinse mantelspelden en munten, haarspelden en puntgave duiten. Allemaal prachtig!

Zo bijzonder als deze drie vondsten zijn er echter nooit meer bijgekomen.

Ik hoop bovenal dat iedereen in moeilijk tijden het geluk heeft een medemetaaldetectieverlaafde te treffen zoals de man die ik voor de vorm en volkomen fictief Joppe heb genoemd. 


PS - Joppe, blijf je eeuwig dankbaar!

zondag, april 28, 2019

Een betoog voor regen

Alweer drie jaar niet meer geblogd. Want wie blogt er nog. En wie leest me nog.
Maar vanochtend voelde ik toch weer een beetje een oud vlammetje om een stukje te schrijven over mijn leven, net als toen.

Alleen voelde toen het leven sprankelender en spannender voor outsiders (en insider). Zeg nou zelf, een gepassioneerde jongedame die schrijft over haar leven op Kreta leest toch fijner dan een mid-veertiger die weduwe is en ondergedoken zit in Amsterdam.

Ik ben geen kluizenaar geworden, maar mijn leven is de laatste tien jaar niet geheel over rozen gegaan. Het teruglezen van mijn oude blogjes geeft me hetzelfde gevoel van verbazing als wanneer ik oude videobeelden of foto's doorblader. Was ík dat? Was ik ooit zó blij?
Niet dat ik nu gedeprimeerd door het leven ga, verre van. Maar. Toch.

Er was een supernova liefde. Hij stierf en met zijn dood bliezen stukjes van mezelf kapot. Ze waaiden alle kanten op en nu, bijna exact tien jaar later, zoek ik nog steeds kleine deeltjes.

Die eerste weken tien jaar geleden, hoeveel ik ervoor over zou hebben gehad om in slaap te vallen en tien jaar later wakker te worden, het vooral niet te hoeven voelen;
Maar er was ook die middag een paar weken na zijn uitvaart dat ik buiten liep en de regen in mijn gezicht voelde druppen. Ik stopte en liet het over mijn gezicht stromen en het was alsof het zonder huid mijn lichaam in liep. Ik voelde iets ontwaken, het leven sijpelde naar binnen;
   Dit voelde anders dan rauwe rouw.
En dáárom moest ik iedere dag opstaan en niet tien jaar gaan slapen.
Ik zou véél te veel regen missen.

Nu, flash forward, ben ik nog altijd zoekende naar hoe te leven, hoe weer lief te durven hebben, hoe dingen toe te laten zonder ze weg te schoppen (want, oh, de pijn) en dingen los te laten die niet goed voor me zijn (want, oh de pijn).

Ik kijk om me heen en zie zoveel prachtige dingen; Maar ook nog steeds puin.

Het wordt tijd om puin te gaan ruimen, zo goed en kwaad als het kan.

Het wordt tijd om de regen op mijn gezicht te voelen. Onlangs regende het weer even in mijn leven en toen bedacht ik me opnieuw:

Rain can be truly awesome!!!



vrijdag, januari 22, 2016

Gesprek van het hart

Enige jaren terug nam ik ontslag omdat ik een part-time baan had gevonden. Het was een bewuste keuze voor méér vrije tijd, een betere balans vrije tijd - werk, minder druk en stress, meer boeken lezen en leuke dingen doen. De tijd was me aan het ontglippen. Het was maandag en kníp in de vingers het was vrijdag. Ik had de illusie dat een part-time baan het verlopen van de tijd zou vertragen.
Illusie denk ik nu. De tijd gaat net zo snel en na twee-en-een-half jaar bij de nieuwe werkgever jakker ik weer net zo hard als voorheen. Ik vrees dat het deels aan mij ligt. De werkdruk is hoog, mijn prestatiedrang is echter nog hoger.
Lezen doe gelukkig ik nog steeds. In de gestolen uurtjes, 's avonds op de bank en in de weekenden wanneer ik tracht bij te tanken. Ik las de afgelopen weken 'Une Vie' van Guy de Maupassant, 'De boekhandel' van Penelope Fitzgerald en ben nu 'Woesten' aan het lezen van Kris van Steenberge.

Vandaag kwam ik na een pittige werkdag vermoeid thuis, trok een jeans over mijn legging aan, een trui over mijn col en trotseerde vrijwel direct de kou om een 'tafelgesprek' bij te wonen in de openbare bibliotheek bij mij in de buurt. Marita Mathijsen zou samen met Thomas Verbogt in gesprek gaan onder leiding van Jos Palm.

Ondanks de vermoeidheid heb ik erg genoten van het tafelgesprek. Thomas Verbogt was voor mij initieel 'bijvangst' (ik was meer nieuwsgierig naar wat Marita te vertellen had, met name over de 19e eeuwse literatuur), maar onverwacht wist hij me zeer te boeien.
Bovenal vond ik hem een ontwapenende en uiterst beminnelijke man.
Het zou er niet toe moeten doen in de letteren. Het boek spreekt voor zichzelf.
Maar tóch. Een klein beetje doet het er toe.
Een hoekje in mij voelt zich meer aangegrepen wanneer ik het boek lees en de schrijver me aanspreekt. Ik heb zijn nieuwe boek 'Als de Winter voorbij is' gekocht (gesigneerd door de heer Verbogt) ondanks het feit dat ik het boek al op mijn e-reader had aangeschaft. Deze man verdient een hard copy versie in de boekenkast. En ik kijk er nu een beetje méér naar uit om het te lezen.

Na mijn bezoek aan de OBA fietste ik nog even langs de buurman. Ik liet de nieuwe boeken zien, waaronder ook een gesigneerd boek van Marita Mathijsen.
'Heb je nu weer een boek laten signeren door haar?', zei hij. 'Ze zal wel gedacht hebben, daar héb je d'r weer'.
Ongetwijfeld. Met enige schroom vroeg ik het haar ook. Och jee, ik ben een groupie, dacht ik. Een fan van een emeritus hoogleraar moderne Nederlandse letterkunde. Waarom? Omdat zij voor mij de letteren in de geschiedenis op zo'n plezierige manier bruisend maakt en toch ook omdat ik haar, net als de heer Verbogt, sympathiek vind.

Onderweg naar buiten las ik was ze geschreven had bij het signeren. '...voor wie het heden minstens net zo mooi is'.
Slik, ineens een brok en de behoefte aan een groot glas wijn.

Op de fiets richting de buurman en dat glas dacht ik na over je verliezen in de tijd, dat mooie verleden dat toch wel behoorlijk als een huis staat, het heden waarin ik rondjes ren en mezelf verlies en honderd andere zaken die ik niet onder woorden kan brengen.

Het blijft voor mij toch wel de kracht van het geschreven woord. Wanneer ik er niet naar zoek zijn er antwoorden en wanneer ik het niet kan verwoorden doet iemand anders dat voor me. Ik hoef het slechts te lezen.

En dat doe ik, elk moment dat ik vrij kan maken.

maandag, december 07, 2015

Waanzin in de letteren


Oktober en november stonden in het teken van de collegereeks van UVA's illustere school: 'Waanzin in de letteren. Ik had er vrije dagen voor opgenomen en wilde me er dusdanig in onderdompelen dat het 6 minivakantiedagen zouden worden. Het genot van iets nieuws ondernemen op reguliere werkdagen! Door de prachtige stad te struinen op de woensdagmiddag en even net te doen alsof ik serieus letterkunde studeerde, in Amsterdam op kamers woonde en op een ontdekkingstocht in Amsterdam was.

Bert Paasman behandelde de 'Waanzin in de 18e-eeuwse literatuur'. Hij had wel even getwijfeld of hij het college kon geven. Tijdens de Verlichting (Age of Reason) was er volgens de heer Paasman weinig ruimte voor gekken in de literatuur. Er was eindelijk licht na de duistere middeleeuwen, die op schrift bevolkt werden door zotten, gekken, magie en ketters.
Toch gebeurden er ook in de 18e eeuw nog wel 'gekke' dingen . Op zondag kon je voor een stuiver 'Dollen kijken' (in Den Bosch afgeschaft in 1809). Dwergwerpen werd nog steeds gepraktiseerd (in 1828 is er in Dordrecht nog een dwerg aan overleden).
In Valkenburg kon je Dolle Alberti voor een stuiver op tafel laten dansen. Voor iets meer kon je hem de hele dag huren bij de caféhoudster.
Ook waren er in de 18e eeuw dames die in de kerk de meest uitzinnige  visioenen kregen, sommigen werden heilig verklaard. Nu zouden we ze ongetwijfeld godsdienstwaanzinnigen vinden.

Wél waren er in de 18e eeuw mensen die waanzinnig werden door liefdesverdriet (Zoals Goethe's Leiden des Jungen Werthers). Rhijnvis Feith schreef een roman genaamd 'Julia', over een liefdeskoppel (liefde op het eerste gezicht) waarvan de hoofdpersoon na het overlijden van zijn geliefde wegkwijnt in een depressie.
Overigens is de enige overgebleven eerste druk van dit boekje in het beheer van Bert Paasman, zoals hij me terecht trots vertelde, toen ik het voorzichtig doorbladerde.

Hoe anders was het gesteld met de 19e eeuw! Dit college werd gegeven door Marita Mathijsen. Graag wijs ik overigens op haar geweldige blog! Zij organiseerde deze collegereeks en was mogelijk de hoofdreden dat ik me hiervoor opgaf. Met veel plezier heb ik enkele van haar boeken gelezen (eentje zelfs tweemaal) omdat ze de literatuur van de 19e eeuw zo tot leven kan brengen.
Daarnaast schrijft ze ook veel in de context tot Amsterdam en brengt daardoor drie favoriete dingen van mij bijeen: literatuur, geschiedenis en Amsterdam.

De 19e eeuw - de eeuw van de Romantiek - koesterde een fascinatie voor de waanzin, zag er een bepaalde sublimiteit in. Men redeneerde dat juist de waanzinnige vaak helder kon zien en dat het angstwekkende tegelijk schoon was. De literatuur werd bevolkt door bijvoorbeeld dubbelgangers (Hoffman & Poe), gekwelde en mogelijk psychisch gestoorde dames die suïcide pleegden (Madame Bovary, Eline Vere, Anna Karenina, Hedwig Marga de Fontayne) en mannen die moordenaars werden (zoals in 'Een nagelaten bekentenis van Emants').

De 19e eeuwse literatuur is mijn persoonlijke favoriet. Dit zijn boeken waarin ik kan wonen. De hoofdpersonen zijn nog niet zover van mij verwijderd dat ik ze niet meer kan verstaan. Het taalgebruik is erudiet en poetisch. De wereld was minder maakbaar dan nu en het leven was hard, maar ook duidelijker. Men zocht naar een diepere betekenis en het verhevene, in het bovennatuurlijke en het natuurlijke, in de liefde en het leven zelf. Tegenwoordig lijkt zoveel versnipperd en vergruisd. Onze illusie van maakbaarheid. De afleidingen van alle virtuele werelden. De vereenzaming (ieder voor zich en niet meer zorgen voor elkaar). Het lawaai. De dood die we zover van ons af schuiven, vaak succesvol, dat wanneer hij uiteindelijk toch zijn gezicht laat zien we hem niet meer erkennen.
Soms koester ik een nostalgie richting een eeuw waarin ik nooit geleefd heb. Lees ik passages over een zondagse lunch in Amsterdam en zie ik de rijtuigen rijden, de hoge heren met hoeden op die wandelen, en zie ik nergens mensen naar hun iPhone staren. Kortom - ik romantiseer de eeuw van de romantiek. Niet dat ik werkelijk van eeuw wil ruilen overigens. De emancipatie is ook mij welkom, de reden dat ik een carrière heb, mijn partner zelf kan uitzoeken en kan lezen wat ik wil. Dat ik antibiotica kan slikken wanneer ik longontsteking heb en een vrij mens ben die vele jasjes aan kan doen.
Maar zo heel af en toe is het fijn om via een mooi boek te reizen naar een andere tijd, waar ik, in ieder geval ten de duur van het boek, mij zeer vertrouwd voel.
Dankzij Marita Mathijsen is mijn lijst met 19e eeuwse boekenwerelden weer een stukje gegroeid!

Klaus Beekman gaf een college genaamd 'Waanzin tussen twee wereldoorlogen' (jaren 20 & 30) en de laatste in de reeks was van Stefan Bresser 'Waanzin in de jongste literatuur'. Maar dat verdient nog een apart blogje.

zondag, oktober 18, 2015

De Boekenboom, een zilveren rijder, van Bosch tot Breugel en waanzin en gekte in de 17e eeuw

Spitten in het verleden, mijn liefste bezigheid. In boeken die het verleden laten herleven, in schilderijen waar ik naast de antieke beeltenis ook de schilder voor me zie herrijzen die de eeuwen tussen ons vandaan haalt, maar vaak ook heel erg letterlijk wanneer ik met mijn metaaldetector op pad ga.
Vorige week zondag liep ik, zoals vaker, over een akker. Thermo-ondergoed onder mijn jeans, laarzen soppend in de modder en gedachten op nul. Na slechts tien minuten had ik een mooi signaal en wat ik opgroef was een prachtig stukje historie - een zilveren Rijdersschelling (ofwel een 6 stuiverstuk) uit 1691. Ik moest even op een berg zand bijkomen van ontsteltenis.
De dagen erna ondernam ik meerdere tijdreizen. Ik volgde mijn tweede college in de reeks 'Waanzin in de letteren'. Het college had als onderwerp 'Waanzin en gekte in drama en lyriek van de 17e eeuw' en werd gegeven door Dr Jeroen Jansen. Ik had vreemd genoeg niet veel verwacht van dit college. Mijn interesse in de literatuur gaat vooral uit naar de 19e eeuw; Maar wat heb ik onverwacht genoten van dit college! Dr Jansen las stukken voor uit 'Warenar' van PC Hooft en de taal kwam tot leven.
De tekst op papier kon ik nauwelijks volgen, maar uit zijn mond onstond er begrijpelijke taal. Een belangrijke les hier opgestoken: wil je Oud-Nederlands kunnen begrijpen dan moet je het hardop lezen!
Afbeeldingsresultaat voor warenar backes
Sinds dat college heb ik de neiging om tegen vervelende mensen: 'Spoeytme van de deur, flucks, of je backes sel vlieghen vanghen' te roepen.

Na het college liep ik (wederom door de regen, net als vorige week) linea recta naar 'De Boekenboom'. Dit klein antiquariaat is met lengte de gevaarlijkste boekenwinkel van Amsterdam. De eigenaar deelt mijn smaak. Welke boekenplank ik ook bekijk, ik zie óveral boeken die ik wil lezen (en erger nog - bezitten). Daarnaast kan de eigenaar erg gepassioneerd vertellen over boeken. 'Oh...vond je dát mooi? Nou dan moet je déze lezen!'. Voor ik het wist zat ik in een grote stoel met een prachtig 18e eeuws boek, een boek over het jaar 1597 in Amsterdam ('mijn moeder had het in een ruk uitgelezen') én een Russische klassieker op schoot.

Ik was zo verstandig om met alleen een briefje van twintig binnen te komen (pinnen kan niet) maar het vervelende is nu wel dat ik volgende week terug moet voor de rest. En ik vrees dat ik dat met een blinddoek om moet doen omdat dit anders in ieder geval de komende maand (de resterende tijd van mijn colleges) een terugkerend fenomeen zal zijn.
De winkel is overigens propvol (op een uitzinnige manier). Op de bovenste planken balanceren de kunstwerken van de eigenaar Cees (hij is ook kunstschilder). En wanneer je daar in de 'gaststoel' zit heb je het idee dat je in een schuilkelder gemaakt van boeken bivakeert.
Dat de eigenaar vrij eigenzinnig is had ik al door, maar dit werd nogmaals bevestigd toen er een klant binnenkwam die interesse in een boek had wat de eigenaar niet wilde afstaan omdat hij het eerst zelf nog wilde lezen. Een eigenzinnigheid waar ik erg blij van word (behalve wanneer ik dat boek zelf wil hebben uiteraard).
Ik verliet de zaak na anderhalf uur met 'Amsterdam in 1597' van Gabri van Tussenbroek in mijn tas en kijk nu al uit naar mijn bezoek komende woensdag.
De tijdreis van deze week sloot ik gisteren af in het Boijmans van Beuningen museum met de expositie 'van Bosch tot Breugel' (was een tip van Herman Pleij) waar ik genoot van de Middeleeuwse grollen. Van omstanders ontving ik een aantal vreemde blikken omdat ik hardop de teksten voorlas die als onderschrift op de schilderijen stonden geschreven.

De mensen die mij met een scheef oog aankeken heb ik vriendelijk toegeknikt terwijl ik van binnen ''Spoeytme van de deur, flucks, of je backes sel vlieghen vanghen" dacht.