Ik kreeg een bliksembezoek van twee vrienden uit Kreta, die even een rondje Europa deden. Tien dagen terug bezochten ze een bruiloft in Hongarije, vervolgens reden ze in één snik door naar Brussel, waar het circus van de ouders van mijn vriendin gestationeerd is (tot haar twintigste hing ze zelf aan de trapezes).
De dag daaropvolgend bezochten ze Parijs en Disneyworld en daarna reden ze door naar Amsterdam.
Ik geloof dat ze nu weer terug zijn in Griekenland.
Ik word al moe als ik eraan denk.
Uiteraard waren ze hoofdzakelijk geïnteresseerd in het Red-light district. Hoeren, vieze mannetjes en een sexshow in Casa Rosso als toetje. Ook hebben lief en ik ze een koffieshop laten zien. De vriendelijke man achter de toonbank liet ze even ruiken aan een bakje Hasj en Marihuana. Helemaal onder de indruk inhaleerden ze de walmen in de koffieshop om daarna verlegen te vragen: ‘zullen we ergens anders koffie gaan drinken?’
Ik had nog niet kunnen bevroeden dat ik vijftien jaar later zelf een bonte verzameling relaties achter me zou laten, die elk compleet van elkaar verschilden, me soms in duizend stukjes achterlieten, maar waarvan ik geen moment betreur en geen seconde had willen missen. Misschien heeft Connie Palmen's boek een minieme invloed gehad op de manier waarop ik ze een plaatsje gaf.
Ik bewonder Connie Palmen’s eigenschap om alles te kunnen ombuigen tot ervaring, zonder zich te laten vergiftigen door verbittering. Het is het onvermogen om te kunnen accepteren en los te laten dat zoveel mensen jarenlang stilzet terwijl het leven om hun heen zich verder ontvouwt.
Niet omdat ik moraliseerde.
Meer omdat ik een boek in stilte wil lezen, zonder dat iedereen om me heen er dood en verderf over roept. Zelfs dat dood en verderf doet me niet veel, het ligt er meer aan dat iedereen erover roept. Het verbreekt de stilte waarin ik het wil ervaren.
Wellicht neem ik het weer op als het vergeten is en het roepen verstomt.
Maar zo presenteert zij zich niet en ik geloof werkelijk dat ze is zoals ze overkomt, vriendelijk en boeiend.
Ze werd direct benaderd vanuit alle hoeken om felicitaties in ontvangst te nemen. Max Pam vertelde het boek te hebben gelezen en liet haar vervolgens nerveus achter met de mededeling: ‘Je leest nog wel wat ik ervan vond’.
In alle drukte draaide ze zich naar mij toe, lachte en schudde me de hand. Ze was de eerste (en vooralsnog laatste) auteur die mij - de receptioniste - een hand toestak.
Bij de tafel met wijn aangekomen kon ik over de hoofden van de bekende Nederlanders nog net Connie Palmen aanschouwen.
Na mijn vierde wijntje nam Cees Nooteboom het eerste exemplaar in ontvangst en sprak Connie Palmen haar dankbetoog uit.
Ik werd overvallen door gevoelens van verliefdheid. Verliefdheid op mevrouw Palmen, op de literatuur en op de wijn.
Het laatste zal ongetwijfeld een bescheiden invloed hebben gehad op het gelukzalige gevoel dat me overviel.