Dit wordt al mijn derde stukje over een boek van Anton Haakman. Eerder schreef ik over 'Het Paradijs' en 'Afgronden. Verontrustende literatuur uit de romantiek.'
Ik ben een groot liefhebber van zijn boeken.
'De onderaardse wereld van Athanasius Kircher' gaat over Anton Haakman's (decennia lange) zoektocht naar Athanasius Kircher.
Kircher was een Jezuïet, wetenschapper en uitvinder in de renaissancetijd.
De man was een even groot genie als fantast wiens levensmotto 'Omnia in Omnibus' was - in alles zit alles vervat.
Kircher zocht naar geheime sleutels, een zoektocht naar de heilige graal. Hij interpreteerde vanuit de éne wetenschap de andere en zag verbanden daar waar ze ver te zoeken waren.
Anton Haakman heeft lang en grondig onderzoek gedaan naar Kircher en zijn vele (véle) geschriften, brieven en biografieën.
Tijdens deze zoektocht stuitte hij op obscure persoonlijkheden uit de Jezuïetenorde. Ze verkochten onder andere zogenaamde herdrukken van boeken van Kircher, op speciaal geschept papier, hand gebonden in het fijnste oasegeitenleer uit Zuid-Afrika en voorzien van bandstempels van bladgoud. En dit voor een luttele 50.000 DM per uitgave.
Tevens deden deze geheimzinnige Commendatores wetenschappelijk onderzoek naar Kircher waarvoor ze vele donaties verzamelden en leningen afsloten. En dit alles uiteraard in naam van de paus.
Anton Haakman's boek begint met een levensbeschrijving van Kircher zelf. Zijn eerste stappen als Jezuïet. De rampen die hem overkomen waarin god hem altijd genade schenkt. De hiërogliefen die hij meent te kunnen ontcijferen en die volgens hem een geheimtaal van god zijn (de sleutel).
Overigens heeft hij zijn eigen (foutieve) vertalingen in een Egyptische Obelisk laten graveren welke nog steeds op een plein in Rome prijkt. Naast Egyptoloog was hij tevens geoloog, sinoloog, medicus, talenwetenschapper, muziekwetenschapper, eigenlijk alleswetenschapper.
Hij maakte uitzinnige uitvindingen; Rekenmachines, toverlantaarns, kattenpianos, reusachtige megafoons waarmee je dingen kon omroepen die een dorp verder te vernemen waren, een eolische harp, een zelfspelend orgel en nog véél meer. Hij ontwierp zelfs een eigen wereldtaal. Sommige van zijn uitvindingen waren mysterieuze kastjes waar we het nut nu niet van kunnen achterhalen. Andere uitvindingen waren niet van zijn hand maar patenteerde hij wel.
Een aantal van zijn ontdekkingen waren werkelijk geniaal. Hij was bijvoorbeeld de eerste die beweerde dat de veroorzaker van de pest een klein diertje was in het bloed (micro-organisme) en hij stelde hygiënische maatregelen voor ter voorkoming van verdere verspreiding.
Halverwege het boek neemt het verhaal een andere wending. De hedendaagse 'Commendatore' en zwendelaar Arno Beck begint dan een grotere rol te spelen en vormt een raamvertelling binnen de wereld van Athanasius Kircher.
In 1974 maakte Anton Haakman samen met Pieter Verhoeff hier een documentaire over 'In het voetspoor van Athanasius Kircher'. Binnenkort krijg ik de gelegenheid om deze documentaire te bekijken.
Persoonlijk heb ik een fascinatie voor geniale fantasten uit het verleden.
Zelf deed ik ooit een poging om in de voetsporen van Giacomo Casanova te treden. Bezocht zijn huis in Venetië. Door stom toeval (Omnia in Omnibus?) werkte ik overigens negen maanden in het voormalig pand (Herengracht 507) van burgemeestersdochter Hester Hooft - één van Casanova's minnaressen. Ik ontdekte dit pas in mijn laatste week op die locatie, dat Casanova letterlijk in míjn voetsporen was getreden. Maar ik dwaal af...
Casanova was een charmante, intelligente vakleugenaar vol grootheidswaanzin.
Ik heb ook een zwak voor onze eigen Boudewijn Büch. Hij kon zo enthousiast zijn boeken en zijn liefde voor Goethe aan de man brengen maar leefde ondanks zijn gigantische bibliotheek van drie verdiepingen aan de Amsterdamse grachten (waar hij op een gegeven moment een matras op de grond had gelegd om tussen zijn boeken te slapen) op het randje van faillissement.
Tijdens zijn leven verzon hij vreemdsoortige academische graden (in werkelijkheid Mulo), relaties (meestal beweerde hij dat deze homosexueel van aard waren terwijl al zijn bekende relaties zonder uitzondering heterosexueel waren) en zelfs het hebben van een kind. Toen hij daar niet goed meer mee weg kwam binnen zijn vriendenkring verzon hij een verhaal dat het kind ziek was geworden, liet het sterven en veinsde een lange rouwperiode.
Athanasius Kircher doet me ook denken aan Ernst Haeckel, een zoöloog bekend om zijn prachtige kleurrijke tekeningen. Haeckel nam het echter niet zo nauw met de werkelijkheid en was net als Kircher een interpreteermaniak. Zijn tekeningen werden overigens op scholen gebruikt in het onderwijs.
Als vroom jezuïet interpreteerde Athanasius Kircher uiteraard alles in overeenstemming met de bijbel. Dit leidde tot soms bizarre verklaringen.
Enkele weken terug kreeg ik een rondleiding in het Teylers Museum in Leiden (één van Nederlands mooiste musea). Daar lag het fossiel van 'de zondvloedmens'.
"Johann Jacob Scheuchzer, de stadsdokter van Zürich, kreeg het fossiel in handen. Hij zag erin de schedel, ribben, hersenen en zelfs de lever van een mens. Opgewekt publiceerde hij dan ook in 1726, 4032 jaar na de zondvloed, over het fossiel als Homo diluvii testis et theoscopos: ‘de mens die getuige was van de zondvloed en God heeft gezien’.
"
Bij nader onderzoek bleek het hier om een reuzensalamander te gaan.
In de tijdgeest en het verklaren van elk wetenschappelijk fenomeen in lijn met de bijbel is het niet vreemd dat men toen zeer enthousiast werd dat men bewijs had gevonden van mensen gestorven tijdens de zondvloed. Ook Athanasius Kircher schreef een boek over de ark van Noach en gaf daarbij zelfs fabeldieren (zoals de eenhoorn) een plek.
De rondleiding in het Teylers museum voerde ons ook door de antieke bibliotheek, met daarin het aangekochte kastje uit de erfenis van Boudewijn Buch (met het Dodo-botje en de kleine Beagle maquette). In de kasten van het Teylers museum (het museum is overigens vergelijkbaar met het museum van Kircher van weleer) lagen allerhande uitvindingen, velen uit de tijd van Kircher.
Het gaf me een beetje een deja-vu gevoel. Het boek van Anton Haakman dat ik aan het lezen was. Zijn boek nodigde uit tot verder onderzoek op internet. Ineens was ik ook op zoek naar Athanasius Kircher en zelfs een beetje naar Anton Beck. De prachtige prenten in de boeken van Kircher wekten een onbestemd esoterisch gevoel bij mij op.
De connectie die ik maakte tussen Kircher en Haeckel, Casanova en Büch. De manier waarop ik in het verleden door stomme toevalligheid (lot?) een eerder boek van Anton Haakman vond en mijn interesse gewekt was in de schrijver A. Haakman.
De rondleiding in het Teylers museum met daar ineens dat kastje van Büch, de zondvloedmens (volledig in lijn met de geschriften van Kircher), het dodo botje, de vreemde uitgestalde uitvindingen.
Ik waande me even in Athanasius Kirchers museum, verbonden door onzichtbare lijntjes naar het heden.
Zou het dan toch?
Omnia in Omnibus?