woensdag, juni 13, 2007

Mijn June

I

V. schreef er al over. De uitgeverij is zelfstandig geworden.
Het heugelijke feit vond plaats op mijn vrije dag en daardoor is de champagne aan mij voorbij gegaan. Er was geen taart.

II

Ik was dit weekend verzonken in het dagboek (volume 1, 1931-1939) van Anais Nin.
Verzonken als in een droom.
Het boek wekte slapende verlangens bij me op, naar vergeten ontmoetingen en verloren vriendschappen. Ik dacht terug aan mijn June, vier jaar geleden op Kreta.
Vanaf de eerste blik was er een verstandshouding en vanaf dat moment voerden we eindeloze zinderende gesprekken. We konden uren praten over boeken. Zij introduceerde Herman Hesse bij me en we spraken vol passie over Demian.
Het was een vriendschap die me vleugels gaf. Zelfs mijn meest onbegrijpelijke theorieën klonken genieus wanneer ik ze met haar deelde.
We lazen de bijbel, zochten er verborgen boodschappen in. We bezochten concerten, verslonden literaire meesterwerken en gingen direct daarna over tot het kijken van 'Friends' en andersoortig plat vermaak. We gingen paardrijden, een gedeelde droom van ons, waarbij ik moest concluderen dat ik geen natuurtalent was, zoals zij. Na één les reed ze als een volleerde cowgirl rond.
Af en toe reden we naar een kasteel met een bakje verf en kwasten in de auto en deden we daar een poging om het op canvas te vereeuwigen.
Het was een vriendschap die een relatie benaderde, een verliefdheid zonder erotiek.
We zijn inmiddels beiden teruggekeerd naar onze 'landen van oorsprong' en hebben het contact met elkaar verloren.
Lezende in het dagboek van Nin miste ik haar dit weekend verschrikkelijk.

III

Het kan soms raar lopen in het leven. Zo schrijf je over Klinkhamer en vervolgens ontmoet je hem in real life.
Er gebeuren meer onverklaarbare dingen. Ik lees Pieter Steinz en krijg hem aan de telefoon.
Martin Bril vraagt me of ik van Vlaamse origine ben, of dat hij dat gedroomd heeft.
Het leven is vol mysterie.

IV

Vannacht vliegen lief en ik naar Chios. We zullen twee weken verblijven in een nagenoeg onbereikbaar dorp genaamd 'Volissos'. Twee maal per week rijdt er een bus heen en vandaan.
Bus gemist? Dan moet je dus vier dagen wachten.
Op anderhalve kilometer afstand ligt het strand. Vanuit ons terras kijken we uit over de heuvels en ik stel me zo voor dat je niets anders hoort dan het ruisen van de wind en het geklingel van geitenbellen.
Als ik daar nog niet tot rust kom...
Ik neem uiteraard een stapel boeken mee.

V.

Bedankt voor de inspiratie voor deze log!